The Battery (solo exhibition 2020 bij valerie_taan gallery)

 

Ik geloof in een rivier
Die stroomt van zee naar de bergen. 
Ik vraag van poëzie niet meer
Dan die rivier in kaart te brengen.

Ik wil geen water uit rotsen slaan
Maar water naar rotsen dragen
Droge zwarte rots
Wordt blauwe waterrots

 

In deze eerste twee strofen van “Credo” drukt Nederlands schrijver Remco Campert de essentie van zijn dichterschap uit. Het is zijn geloofsbelijdenis tot een poëzie die niet gebonden is aan natuurlijke wetmatigheden, maar de wereld anders kan denken, verwoorden en verbeelden. Zoals de omgekeerde beweging van de rivier. 

 

De rivier zou begrepen kunnen worden als een gedachtegang die zich vanuit een zee aan ideeën meanderend ontwikkelt tot haar scherpste punt. Daartussen stroomt het artistiek denken vrijelijk en bevloeit rijkelijk wat verdord was, maakt blauw wat zwart was. Voor Campert volgt de poëzie de rivier die opwaarts loopt aandachtig, hoe onwerkelijk ook. Precies daarin ligt haar potentieel: ze staart niet verstard naar de harde realiteit. 

 

Het is deze poëzie waar ook het werk van Geert Vanoorlé doordrongen van is. Vanoorlé schilderde sinds 1987 een ongedwongen oeuvre bij elkaar waarin vorm, kleur en materiaal centraal staan. De geschilderde geometrische vlakken en lijnen getuigen van een expressieve hand; de werken, vaak op middelgroot formaat, tonen hun textuur, hun meerlagig leven. Daarnaast geven ze ook blijk van het toeval, een onverhoedse buiging van het materiaal bijvoorbeeld, dat Vanoorlé toelaat. De werken lijken hierdoor soms ruw, of imperfect, maar niets is minder waar: elk detail telt. Maar deze werken vragen tijd. Slechts gestaag valt het oog op die net iets scherpere hoek, op die net iets donkerdere verfstreek. Pas dan toont zich de beheerste eenvoud die de kunstenaar bekomt door een gefocuste oefening in het controleren van chaos. Het behouden van zoveel zeggingskracht in deze uitgepuurde, fragiele werken kan enkel door Vanoorlé’s gevoeligheid voor compositie en esthetiek. Zijn kleurenpalet speelt daarin een niet te onderschatten rol. Enerzijds brengt hij soms eerder subtiele, melodische schakeringen samen, anderzijds kiest hij soms voor gedurfde contrasten en primaire kleuren. Het wijst op het spel dat hij speelt met de parameters van zijn medium. Hij zoekt de grenzen op, hoe klein de marge ook is. Hij bevraagt zijn werk steeds opnieuw door continu elementen tegenover elkaar te zetten en zo nieuwe spanningsvelden te creëren. Het is als een batterij, waarbij tussen twee polen alle energie besloten ligt. 

 

De praktijk van Vanoorlé evolueerde over de jaren heen organisch, grasduinend door een schilderachtig landschap waarin gemijmerd en getwijfeld kon worden. Minzaam met hoe de dingen gaan. De stappen in de richting van grotere abstractie, die zich in deze tentoonstelling laten zien, vormen dan ook geen beredeneerde cesuur, maar zijn een verderzetting uit zichzelf. Waar eerdere werken in hun vormentaal explicieter refereerden aan hun realistische inspiratiebron, zoals ongerepte natuurelementen en alledaagse scènes, komen de associaties in deze recente werken voornamelijk voort uit de gekozen kleuren. Meer dan in vlakken die zich naar hun figuratieve vormen terug lijken te worstelen, zit de werkelijkheid nu verinnerlijkt in felrood, schril geel en bodemloos zwart. 

 

Vanoorlé experimenteerde reeds eerder met messing en aluminium naast canvas als ondergrond. Zeker het makkelijker bewerkbare aluminium stimuleerde een nieuwe benadering in zijn praktijk. De geplooide en opgezette randen gaven diepgang door de weerkaatsing van licht en kleur op het werk en de muur en zijn sindsdien een terugkerend element, zo ook in deze tentoonstelling. Het is echter wel de eerste keer dat Vanoorlé ook onbehandeld hout en beschilderde rasters gebruikt – verrassende materialen als een onverwachte nevengedachte. 

 

Daarnaast zijn er ook “Studio Constellations” te zien, een aparte reeks werken binnen het oeuvre. Ze bestaan uit de samenstelling van fragmenten van ouder werk dat niet vervolmaakt werd. Het is alsof Vanoorlé hier als arenlezer aan het werk is: hij puzzelt de na de oogst achtergebleven aren intuïtief tot een spannend geheel. Voor een aantal  “Studio Constellations” in deze tentoonstelling legde hij zichzelf een extra beperking op: ze mochten maar met een enkele nagel opgehangen worden. Ook de presentatie is een speelse parameter. 

 

Tenslotte zijn er in de tentoonstelling ook enkele ingekaderde tekeningen te zien. Deze schetsen maken onmiskenbaar deel uit van het artistieke proces van Vanoorlé. Soms gaan ze vooraf aan schilderijen, soms komen ze er ook na. Ze zijn de proloog tot een zich ontwikkelende gedachte, of ze zijn er de epiloog van, als commentaar, vervolmaking of aanleiding tot weer een volgende gedachte. Ze zijn de vertakkingen van een onstilbare rivier. 

 

Het gedicht van Campert kent nog een laatste, derde strofe.


Maar de kranten willen het anders
Willen droog en zwart van koppen staan
Werpen dammen op en dwingen 
Rechtsomkeert

 

Het spektakel dringt zich op, het lawaai kondigt zich aan, ontegensprekelijk en onontkomelijk. 

Dat weten Campert en Vanoorlé allebei. Maar het werk van Vanoorlé biedt met zijn tragere manier van kijken en stillere manier van luisteren een poëtisch tegengewicht dat Camperts geloof waardig is. 

 

Tekst: Eline Verstegen



The Battery (solo exhibition oktober 2020 valery_traan gallery)

 

I believe in a river

That flows from sea to mountains.

I ask of poetry nothing more

Than to map that very river.

 

In these starting lines from “Credo”, Dutch author Remco Campert expresses the essence of his poetry. It is his creed to a poetry that is not bound by natural laws, but that can conceive of, articulate and imagine the world differently. Like the opposite movement of the river.

 

The river could be understood as a track of thought, developing meanderingly from a sea of ideas to its culmination point. In between, artistic thinking flows freely and lavishly irrigates what was withered. According to Campert, poetry has to follow the upwards running river closely, as unreal as it might be, because precisely there lies her potential: she doesn’t rigidly stare at the harsh reality.

 

It is this poetry that also permeates the work of Geert Vanoorlé. Since 1987, Vanoorlé has painted an unconstrained oeuvre in which form, colour and material are key. The painted geometric planes and lines testify of an expressive hand; the often medium-sized works show their texture, their layered life. In addition, they also attest to the element of chance that Vanoorlé allows for, such as an unexpected bending of the material at hand. The works might hence seem rough or imperfect, but nothing could be further from the truth: every detail counts. These works require time though. Only slowly does a slightly sharper angle or a slightly darker stroke of paint become apparent to the eye. Then, the contained simplicity that the artist achieves through a focussed exercise in controlling chaos shines through. Preserving ample vigor in these pure, fragile works is only made possible by Vanoorlé’s sensitivity for composition and aesthetics. His colour palette plays a pivotal part in this. On the one hand, he sometimes brings together subtle and melodious shades; on the other hand he sometimes goes for bold contrasts and primary colours. It all points to the game that he plays with the parameters of his chosen medium. He explores its limits, however little space there might be. He questions his work time and again, keeps positioning elements in opposition to create new tensions. It’s like a battery in which all energy resides between two opposite poles.

 

The practice of Vanoorlé organically evolved over the years, strolling through a painterly landscape in which musings and doubts had their place. An affable approach to the course of things. The steps towards greater abstraction, as presented in this exhibition, are not an overly rationalized caesura, but a continuation in and of its own. Where the formal language of earlier works might have referred more explicitly to their realistic source of inspiration, such as natural and everyday scenery, it is the choice of colours of the more recent works that brings about most of the associations. More than in planes fighting to get back into their figurative shape, reality exists in bright red, shrill yellow and, bottomless black.

 

Vanoorlé previously experimented with messing and aluminium as surface, besides canvas. Especially the pliable aluminium stimulated a new direction in his practice. The bent and upright edges give a deeper meaning to the reflection of light and colour on both the work itself and the exhibition wall. They have been a recurring element ever since, also in this exhibition. However, it is the first time that Vanoorlé also uses untreated wood and painted grids - surprising materials as an unexpected side thought.

 

Furthermore, there are also “Studio Constellations” on show, a separate series of works within the oeuvre. They consist of scattered fragments of older works that never came into full fruition. It is as if Vanoorlé works as a gleaner: gathering the leftover grains after harvest to make an exciting whole out of them again. For a number of “Studio Constellations” in the exhibition, he limited himself in a specific way: the works were only allowed to be hung by one mere nail. Also presentation is a parameter to be played with.

 

Finally, there are also framed drawings. These sketches are an integral part of the artistic process of Vanoorlé. Occasionally they precede the paintings, occasionally they succeed them. They are the prologue to a developing thought, or they are its epilogue, as a commentary, a completion or a catalyst for yet another one. They are the branches of an insatiable river.

  

The poem of Campert has a third and final stanza.

 

But the newspapers dictate otherwise

Want dry and black as heads
Raise dams and force

Right about-turn

The spectacle imposes itself, the noise announces itself, undeniably and inevitably.

Both Campert and Vanoorlé know. But with its slower way of looking and quieter way of listening, the work of Vanoorlé offers a poetic counterweight worthy of Campert’s faith.

 

INTIMI   (februari 2019)


Serendipiteit (het vinden van iets onverwachts en bruikbaars, terwijl de vinder op zoek was naar iets totaal anders).

Die dag heeft het gesneeuwd. Wit licht valt door de dakramen van het atelier.

De schilderijen verwelkomen me.

Ze presenteren zich als vriendinnen, naast elkaar gelegen op een strand. Ze hebben niet veel om het lijf. Een groene bikini, of een roze badpak. Voor de rest is er hun naakte lichaam.

Dan gaan ze zwemmen om in een andere compositie terug op het laken plaats te nemen.

De zich verplaatsende voorlopigheid waarmee het sublieme van een eenvoudig strandtafereel zich steeds opnieuw afspeelt is als de zich visueel verplaatsende voorlopigheid in de schilderijen.

Met een grote stelligheid willen ze geen positie kiezen, maar aarzelen een plaats in te nemen in de ruimte. Sommige schilderijen rusten op twee kleine houten spieën, anderen op een lat aan de muur en nog anderen zijn bijna onzichtbaar aan de muur gespijkerd.

De schilderijen fluisteren in kleur en reflecteren over hun schaamte. 

Hun gedaante is van aluminium of een ander metaal van een dunne soort waardoor ze vanop een afstand  doen denken aan  papier. In enkele gevallen gaat Geert Vanoorlé het aluminium vouwen waardoor

de kleur van de keerzijde aan de voorkant te voorschijn komt en via deze omslag de compositie van het beeld bepaalt .

Soms plooit  de schilder de uiteinden van de vier zijden van het blad aluminium telkens in een hoek van negentig graden naar voor  waardoor er een deksel van een doos  ontstaat waarvan hij enkel de binnenkant van de gevouwen randen een kleur geeft.  De modelleringen van het aluminium maken het metaal vreemd aan zichzelf en de daad van het plooien lijkt zich onder de ogen van de kijker te herhalen. 

Geert Vanoorlé hanteert voor sommige werken de metaalschaar waarmee hij de hoeken van een messing plaat afrondt of deze op een andere manier bijknipt.

Plotseling haalt de kunstenaar twee gekrulde metalen knipresten  te voorschijn en laat de lange goudkleurige spiralen in zijn handen op en neer veren.

De radicale en consequente manier waarop de schilder de beeldbepaling van het schilderij loskoppelt van de eigenlijke schildersact  door het beeld en de compositie via de omweg van  eenvoudige handelingen zoals vouwen en knippen uit te lokken maakt de schilderijen onthecht en spektakelloos.  

Geert Vanoorlé denkt lang na over de relatie tussen het werk en zijn omgeving. De manier waarop de kunstenaar voor een tentoonstelling in 2018 twee beschilderde papieren parallellogrammen installeerde in een trapzaal van het oude Gentse Justitiegebouw is een mooi voorbeeld van zijn bedachtzaam omgaan met het vlak in de ruimte. De twee parallellogrammen lijken te zweven op de muur als waren ze geprojecteerd door een lichtbron.

De actualiteit van zijn recente schilderijen ligt in hun materiële reductie tot de conceptuele scherpte van hun metalen drager - en zijn het antwoord van de schilder op het kabaal van deze tijd. 

Alle schilderijen zijn intimi van de bekende versregels van Charles Baudelaire en het daarop geïnspireerde schilderij van Henri Matisse : “Là, tout n'est qu'ordre et beauté, Luxe, calme et volupté. “.

 

Op het einde van het bezoek spreidt de kunstenaar twee lakens op de grijs gelakte houten vloer.

Bij het ontvouwen van de lakens komen er telkens 4 metalen platen tevoorschijn, die hij naast elkaar positioneert.

Waarna de schilder een meter achteruit stapt. 

 

Nikolaas Demoen (2019)

INTIMI   (february 2019)


Serendipity (the act of finding something unexpected and valuable, while the finder was looking for something entirely different).

It had snowed that day. White light falls through the attic windows of the atelier. The paintings welcome me. They present themselves as girlfriends, lying next to one another on a beach. Their bodies are scarcely clothed. A green bikini, or a pink swimsuit. For the rest, there is their naked body. Next, they go for a swim and lie themselves down again on the canvas in another composition.

The shifting provisionality by which the sublime nature of a simple beach scene repeats itself over and over again refers to the visually shifting provisional character of the paintings.

They sternly refuse to choose position but hesitate to take their place in the space. Some paintings rest on two small wooden pins, some on a slat against the wall, yet others have been nailed to the wall almost imperceptibly.

The paintings whisper in colours and reflect upon their shame.

Their appearance is of aluminium or some other sort of thin metal, which makes them look from a distance like paper. In some cases, Geert Vanoorlé has folded the aluminium in such a way that the colour of the back side shows at the front, and by means of this turnup determines the composition of the picture.

On occasion, the painter folds the far ends of the four sides of the aluminium sheet up towards the front at an angle of 90°, thus creating the lid of a box, of which he only colours the inside of the folded edges. The modelling of the aluminium alienates the metal and the act of folding seems to repeat itself before the eyes of the observer.

For some of his creations, Geert Vanoorlé uses metal shears to round off or otherwise clip the corners of the brass sheet.

Suddenly, the artist pulls out two curled metal clippings and bounces the long golden spirals up and down in his hands.

The extreme and consistent way in which the painter disconnects the imagery of the painting from the actual painting act, by indirectly eliciting the image and the composition through such modest acts as folding and clipping, renders the paintings disengaged and bereft of sensation.

Geert Vanoorlé thoroughly contemplates the relationship between the work of art and its environment. The way in which the artist set up two painted paper parallelograms in a staircase of the old Courthouse in Ghent for an exhibition in 2018 exemplifies his deliberate way of dealing with surfaces in space. The two parallelograms seem to float on the wall as if projected by a light source.

The contemporaneity of his latest paintings is to be found in their material reduction to the conceptual acuity of their metal carrier – and is the answer of the painter to the present-day commotions.

All his paintings are intimi of Charles Baudelaire’s well-known verse and Henri Matisse’s painting it inspired: “Là, tout n’est qu’ordre et beauté, Luxe, calme et volupté.”

At the end of my visit, the artist spreads out two bedsheets on the gray-varnished wooden floor. Upon unfolding the sheets, he each time exposes four metal sheets which he then positions next to one another.

After that, the painter steps back a meter.

Nikolaas Demoen,  2019.


(Translated by Dirk Crabeels)

Schilderen (met de glimlach) .


“Nee, de dingen hier nemen bezit van je, gaan met je verder en gaan met je mee naar alles en door alles heen, door klein en groot.” Rainer Maria Rilke, Brieven over Cézanne. Parijs, Juni 1907


Geert Vanoorlé schildert in een zolderkamer. Er valt veel licht binnen vanuit hoge ramen.

In het atelier hangt in de winter de was te drogen. Schilderslinnen bevindt zich soms naast katoenen hemden en een bloes van zijde. 

Aan een muur hangen 3 recente schilderijen van middelgroot formaat.

De schilderijen zijn geschilderd met een penseel, de verftoets is onnadrukkelijk.

De afbeelding op de schilderijen doet me denken aan een doek dat op het schildersdoek ligt maar in de was is gekrompen. Tussen de punten van de stof lijkt het doek telkens naar het centrum van het schilderij te plooien.

Daardoor is het kijken naar de schilderijen spannend. Ze suggereren een gebeurtenis die elk moment het werk kan overkomen. En refereren aan de zweetdoek van de Heilige Veronika.

De zachte maar sprekende kleuren proberen van onder de lap stof te kruipen maar blijven bedekt door het monochrome blauwe, zwarte en rode doek op het doek.

De schilderijen zinderen op het netvlies van de beschouwer en werpen hun kleurenvelden in de ruimte van de kamer. 

Dan schikt de schilder een tweede drieluik met hetzelfde thema onder het eerste. Ondanks de verschillende formaten vormt deze reeks nog duidelijker een geheel. We zien twee werken met een wit doek op het schilderij gedrapeerd,  en één werk met een zwart doek. Opvallend zijn de dunne maanvormige restvormen die van het ene schilderij naar het andere overlopen en daardoor herinneren aan een legspel voor kinderen. 

Naast de Veronika- schilderijen hangt een kluster van kleinere werken waar je de schilder hoort fluisteren in verf. We kijken naar  artefacten die schouder aan schouder als een familie  op de foto mogen.


Geert Vanoorlé schildert sinds 1987 gestaag aan een meanderend oeuvre met de esthetiek van de gentleman.

Een elegante schoonheid ontstaat  zonder bravoure of groot gebaar. De boze wereld wordt hier even aan de deur gezet. Als je door de schetsboeken van de kunstenaar bladert zie je een geoefende tekenaar die  bloemen tekent en zijn eigen hand. De verhoudingen van de natuur ademen dan ook door in de schilderijen.  De schilderijen zijn onopvallend doordrongen van  werkelijkheid. Sommige schilderijen verwijzen naar de voetbalploeg van Sint-Truiden, andere hebben als onderwerp het doek van de Heilige Veronika, een vlag of een vis.

Doordat de schilder deze thema's onderhuids in zijn doeken verwerkt staat er meer op het spel dan het schikken van vlakken in de ruimte van het spieraam.

 Bovendien resoneert in de schilderijen het werk van Piero della Francesca, en de muziek van Johan Sebastiaan Bach, de taal van Eric De Volder en de tekeningen van Ellsworth Kelly........


Als ik beneden in de woonkamer het gesprek verder zet valt mijn oog op een blauwe schuifdeur die de keuken verbergt. Het kobaltblauw is met de hand geschilderd op een houten plank en hangt voor de deuropening als een bewegend schilderij.

De pratende handen van de schilder herken ik van op de tekeningen in het schetsboek. Ze hebben al veel geschilderd en gaan dat ongetwijfeld nog vele malen doen.

Het vreemde aan het bijna-niets dat Geert Vanoorlé schildert is dat het een tastbare werkelijkheid oproept en daardoor telkens opnieuw een uitgang vindt naar de buitenwereld.

 Het engagement van de kunstenaar ligt in de gevoeligheid waarmee hij op een bedachtzame manier het leven op deze planeet zin geeft en bezingt.


Nikolaas Demoen. Gent, april 2017.






Painting (with a smile).


“... here this takes you and goes on with you and goes with you 

toward everything and right through everything, through the 

small and the great.”  Rainer Maria Rilke, Letters on Cezanne. Paris, June 1907



Geert Vanoorlé paints in an attic room flooded with light that is shed through the high windows. In the winter his studio is used to dry the washing. At times, you’ll find painting canvasses next to a couple of cotton shirts and a silk blouse. Three recent medium-sized paintings decorate one of the walls. The paintings were painted with a brush. The paint strokes are unempathic. The picture on the paintings reminds me of a piece of cloth that was spread out on the canvas but has shrunk in the wash. The fabric between the corners of the cloth seems to fold itself towards the centre of the painting.


As a result, looking at the paintings is engrossing. They suggest an event that could befall the piece of work at any moment. And they refer to the veronica vernicle. The soft, yet striking colours attempt to drag themselves away from under the cloth but remain covered by the monochrome blue, black and red pieces of cloth on the canvas. The paintings shimmer before the eyes of the beholder and cast their colour patches in the studio room. 


Next, the painter has arranged a second triptych with the same theme right underneath the first one. In spite of the different sizes, this series of paintings is still clearly part of the bigger concept. We see two paintings depicting a white piece of cloth draped over the canvas and one painting with a black piece of cloth. The thin moon-shaped remnant outlines that flow from one painting into the other and that remind us of a children’s puzzle catch the eye.


A cluster of smaller works hangs next to the Veronika paintings. You can hear the painter whisper in paint. We’re looking at artefacts that can be on the photo side by side in a family portrait.


Since 1987 Geert Vanoorlé has been steadily painting a meandering oeuvre with the aestheticism of the gentleman. He creates an elegant beauty averse of bravura and big gestures. For a moment, the wicked world outside is left at the doorstep. When browsing through the artist’s sketchbooks, one detects an experienced artist who draws flowers as well as his own hand. His paintings are pervaded with nature’s proportions. The paintings are discreetly permeated by reality. Some paintings refer to Sint-Truiden’s soccer team, others are about the sweat cloth of Saint Veronica, a flag, or a fish. As the painter incorporates these themes in his work in a subdued way, there’s more to it than merely positioning planes within the confines of the canvas stretcher.


On top of that, Piero della Francesca’s work resonates in his paintings, as well as Johan Sebastian Bach’s music, Eric De Volder’s language and Ellsworth Kelly’s drawings …


When I resume our conversation downstairs in the living room, my eye is drawn to a blue sliding door that hides the kitchen. The cobalt blue is hand painted on a wooden board and hangs in the doorway like a moving painting. I recognize the painter’s talking hands from the drawings in the sketchbook. These hands have already done a lot of painting and will undoubtedly do so again on many occasions.


The remarkable thing about the close-to-nothing that Geert Vanoorlé paints, is that it evokes a palpable reality, and by doing so it finds an exit to the outside world at every turn. The artist’s commitment is the delicate way in which he deliberately gives meaning to life on this planet and sings its praises.


Nikolaas Demoen. Ghent, April 2017.


(Translated by Dirk Crabeels, 27 april 2017)



Painting (with a smile).

 

“... here this takes you and goes on with you and goes with you 

toward everything and right through everything, through the 

small and the great.”  Rainer Maria Rilke, Letters on Cezanne. Paris, June 1907

 

 

Geert Vanoorlé paints in an attic room flooded with light that is shed through the high windows. In the winter his studio is used to dry the washing. At times, you’ll find painting canvasses next to a couple of cotton shirts and a silk blouse. Three recent medium-sized paintings decorate one of the walls. The paintings were painted with a brush. The paint strokes are unempathic. The picture on the paintings reminds me of a piece of cloth that was spread out on the canvas but has shrunk in the wash. The fabric between the corners of the cloth seems to fold itself towards the centre of the painting.

 

As a result, looking at the paintings is engrossing. They suggest an event that could befall the piece of work at any moment. And they refer to the veronica vernicle. The soft, yet striking colours attempt to drag themselves away from under the cloth but remain covered by the monochrome blue, black and red pieces of cloth on the canvas. The paintings shimmer before the eyes of the beholder and cast their colour patches in the studio room. 

 

Next, the painter has arranged a second triptych with the same theme right underneath the first one. In spite of the different sizes, this series of paintings is still clearly part of the bigger concept. We see two paintings depicting a white piece of cloth draped over the canvas and one painting with a black piece of cloth. The thin moon-shaped remnant outlines that flow from one painting into the other and that remind us of a children’s puzzle catch the eye.

 

A cluster of smaller works hangs next to the Veronika paintings. You can hear the painter whisper in paint. We’re looking at artefacts that can be on the photo side by side in a family portrait.

 

Since 1987 Geert Vanoorlé has been steadily painting a meandering oeuvre with the aestheticism of the gentleman. He creates an elegant beauty averse of bravura and big gestures. For a moment, the wicked world outside is left at the doorstep. When browsing through the artist’s sketchbooks, one detects an experienced artist who draws flowers as well as his own hand. His paintings are pervaded with nature’s proportions. The paintings are discreetly permeated by reality. Some paintings refer to Sint-Truiden’s soccer team, others are about the sweat cloth of Saint Veronica, a flag, or a fish. As the painter incorporates these themes in his work in a subdued way, there’s more to it than merely positioning planes within the confines of the canvas stretcher.

 

On top of that, Piero della Francesca’s work resonates in his paintings, as well as Johan Sebastian Bach’s music, Eric De Volder’s language and Ellsworth Kelly’s drawings …

 

When I resume our conversation downstairs in the living room, my eye is drawn to a blue sliding door that hides the kitchen. The cobalt blue is hand painted on a wooden board and hangs in the doorway like a moving painting. I recognize the painter’s talking hands from the drawings in the sketchbook. These hands have already done a lot of painting and will undoubtedly do so again on many occasions.

 

The remarkable thing about the close-to-nothing that Geert Vanoorlé paints, is that it evokes a palpable reality, and by doing so it finds an exit to the outside world at every turn. The artist’s commitment is the delicate way in which he deliberately gives meaning to life on this planet and sings its praises.

 

Nikolaas Demoen. Ghent, April 2017.

 

(Dirk Crabeels, 27 april 2017)

INTIMI   (duo exhibition februari 2019)


Serendipiteit (het vinden van iets onverwachts en bruikbaars, terwijl de vinder op zoek was naar iets totaal anders).

Die dag heeft het gesneeuwd. Wit licht valt door de dakramen van het atelier.

De schilderijen verwelkomen me.

Ze presenteren zich als vriendinnen, naast elkaar gelegen op een strand. Ze hebben niet veel om het lijf. Een groene bikini, of een roze badpak. Voor de rest is er hun naakte lichaam.

Dan gaan ze zwemmen om in een andere compositie terug op het laken plaats te nemen.

De zich verplaatsende voorlopigheid waarmee het sublieme van een eenvoudig strandtafereel zich steeds opnieuw afspeelt is als de zich visueel verplaatsende voorlopigheid in de schilderijen.

Met een grote stelligheid willen ze geen positie kiezen, maar aarzelen een plaats in te nemen in de ruimte. Sommige schilderijen rusten op twee kleine houten spieën, anderen op een lat aan de muur en nog anderen zijn bijna onzichtbaar aan de muur gespijkerd.

De schilderijen fluisteren in kleur en reflecteren over hun schaamte. 

Hun gedaante is van aluminium of een ander metaal van een dunne soort waardoor ze vanop een afstand  doen denken aan  papier. In enkele gevallen gaat Geert Vanoorlé het aluminium vouwen waardoor

de kleur van de keerzijde aan de voorkant te voorschijn komt en via deze omslag de compositie van het beeld bepaalt .

Soms plooit  de schilder de uiteinden van de vier zijden van het blad aluminium telkens in een hoek van negentig graden naar voor  waardoor er een deksel van een doos  ontstaat waarvan hij enkel de binnenkant van de gevouwen randen een kleur geeft.  De modelleringen van het aluminium maken het metaal vreemd aan zichzelf en de daad van het plooien lijkt zich onder de ogen van de kijker te herhalen. 

Geert Vanoorlé hanteert voor sommige werken de metaalschaar waarmee hij de hoeken van een messing plaat afrondt of deze op een andere manier bijknipt.

Plotseling haalt de kunstenaar twee gekrulde metalen knipresten  te voorschijn en laat de lange goudkleurige spiralen in zijn handen op en neer veren.

De radicale en consequente manier waarop de schilder de beeldbepaling van het schilderij loskoppelt van de eigenlijke schildersact  door het beeld en de compositie via de omweg van  eenvoudige handelingen zoals vouwen en knippen uit te lokken maakt de schilderijen onthecht en spektakelloos.  

Geert Vanoorlé denkt lang na over de relatie tussen het werk en zijn omgeving. De manier waarop de kunstenaar voor een tentoonstelling in 2018 twee beschilderde papieren parallellogrammen installeerde in een trapzaal van het oude Gentse Justitiegebouw is een mooi voorbeeld van zijn bedachtzaam omgaan met het vlak in de ruimte. De twee parallellogrammen lijken te zweven op de muur als waren ze geprojecteerd door een lichtbron.

De actualiteit van zijn recente schilderijen ligt in hun materiële reductie tot de conceptuele scherpte van hun metalen drager - en zijn het antwoord van de schilder op het kabaal van deze tijd. 

Alle schilderijen zijn intimi van de bekende versregels van Charles Baudelaire en het daarop geïnspireerde schilderij van Henri Matisse : “Là, tout n'est qu'ordre et beauté, Luxe, calme et volupté. “.

 

Op het einde van het bezoek spreidt de kunstenaar twee lakens op de grijs gelakte houten vloer.

Bij het ontvouwen van de lakens komen er telkens 4 metalen platen tevoorschijn, die hij naast elkaar positioneert.

Waarna de schilder een meter achteruit stapt. 

 

Nikolaas Demoen